Straatnaambord te Aken: Ritter Chorus strasse

Uit hoofdstuk 3: Gerard Chorus als diplomaat

Gerard Chorus moge zich met volle energie in zijn diverse ambten voor het stadsbestuur van Aken ontplooid hebben, de grootste betekenis van de ridder lag op een ander gebied, dat van de relaties van Aken met vorsten en steden, de ‘buitenlandse’ politiek. Gerard Chorus was in de eerste plaats een diplomaat. In die hoedanigheid heeft hij de stad Aken voortreffelijk vertegenwoordigd bij de keizer, verscheidene andere vorsten en bij steden.
Aken had sinds de Karolingische tijd in vergelijking met andere steden als Keulen en Frankfurt eigenlijk nauwelijks bijzondere politieke betekenis gehad. De Akeners stelden zich ermee tevreden als de in hun stad gekroonde koning na zijn inauguratie de stadsprivileges bevestigde en zomogelijk uitbreidde. Daar hield meestal het contact met keizer en rijk op. De ligging van de stad aan de uiterste westgrens van het rijk bracht al als vanzelfsprekend met zich mee, dat Aken niet al te intensief deelnam aan het rijksleven. Voor de stad was het belangrijker om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met de vorsten in de aangrenzende gebieden, met name die van Gulik en Brabant. Slechts als Aken in vrede met hen verkeerde, kon de handel in de stad gedijen. Aken was een handelsstad, vooral gericht op het westen, de Nederlanden en Frankrijk. In Antwerpen stond bijvoorbeeld op de plek van de huidige Jezuïetenkerk het Akener Huis met een gigantisch pakhuis. Het was tegelijk een herberg voor de uit Aken arriverende kooplieden. Ook de beurzen in de Champagne werden ijverig bezocht door Aken, tot in de veertiende eeuw, toen andere Duitse steden er niet meer vertegenwoordigd waren. Bij deze intensieve handelsbetrekkingen met het westen geraakten de betrekkingen met het keizerrijk op de achtergrond.

Gerard Chorus bracht in deze situatie verandering en bewerkstelligde een belangrijke vernieuwing in de politiek van de stad. Het is aan zijn invloed te danken dat de stad Aken niet alleen met de heren en steden in de omgeving verdragen sloot en handelsconflicten werden bijgelegd, maar dat de stad ook in ruimer verband aan politieke betekenis won. In de tijd van Gerard was Aken op alle Rijksdagen vertegenwoordigd, meestal door hemzelf. Met geen enkele van de middeleeuwse keizers zijn door Aken zoveel onderhandelingen geïnitieerd als met keizer Ludwig van Beieren.
Sindsdien maakten gezantschappen en boden een vast deel uit van het stadsbestuur. Terwijl voordien nauwelijks iets over gezanten van Aken werd overgeleverd, bevatten de stadsrekeningen van de veertiende eeuw een hele rij posten die samenhangen met uitgaven voor gezantschappen. Als gezant werd doorgaans een van de beide burgemeesters gekozen. Als het om zeer belangrijke aangelegenheden ging, werd deze begeleid door de gemeentesecretaris. Ook schepenen en andere raadsheren traden als gezant op. Bij minder belangrijke aangelegenheden volstond schriftelijke afhandeling door boden. De gezanten werden steeds door de gemeenteraad benoemd, waarbij de keuze uiteraard op diegene viel die zich op het betreffende vlak als bekwaam had bewezen en de verhoudingen en personen in andere steden en aan vorstelijke hoven goed kenden.
Gerard Chorus was in die tijd ongetwijfeld de beste vertegenwoordiger van de belangen van zijn stad. Tot hem wendde de raad zich, als andere diplomaten zonder resultaat terug waren gekomen. Tijdens zijn ambtsuitoefening als burgemeester had hij de verhoudingen in de stad Aken precies leren kennen en daarnaast had hij in brede kring en in het bijzonder bij keizer Ludwig achting en invloed verworven. Hij had bovendien bewezen vreedzame onderhandelingen te prefereren boven het gebruik van geweld. Door zijn welbespraaktheid was hij ook de geëigende man om de stad Aken naar buiten toe te vertegenwoordigen. Uiteindelijk heeft Gerard het grootste deel van zijn tijd in dienst van de stad als diplomaat buiten de stad doorgebracht.

Betrekkingen met de graaf van Gulik
Zijn eerste reis ondernam Gerard in de kwestie van de Lombarden die in Aken verbleven. Deze christelijke geldhandelaren waren geliefd bij het stadsbestuur, omdat zij met hun middelen in tijden van geldtekort de stad bijsprongen. Ook namen de Lombarden, in tegenstelling tot de joodse geldhandelaren, deel aan burgerplichten als nachtwacht en versterkingswerkzaamheden. Uit dankbaarheid verleende de stad vele Lombarden burgerrechten. Daardoor kwam zij echter in conflict met de graven van Gulik. Sinds deze van keizer Heinrich VII  het beschermheerschap over de joden in Aken hadden ontvangen, maakten zij ook aanspraak op dat over de Lombarden, hetgeen betekende, dat zij zich het recht voorbehielden de Lombarden toestemming te verlenen zich in Aken te vestigen en vergunning te verstrekken voor hun bedrijfsactiviteiten. Gulik zag de Lombarden dus als hun onderdanen en dat welbewust, want ze kwamen goed van pas in het streven van Gulik om de talrijke onafhankelijke adellijke geslachten in de wijde omgeving binnen hun leenverband te brengen, hetgeen dikwijls gepaard ging met kostbare krijgshandelingen, waarvoor zij geregeld de geldbuidels der Lombarden moesten aanspreken. Zolang de Lombarden hun onderdanen waren, diende zij zich inschikkelijker voor Gulik te betonen dan wanneer zij burgers van Aken waren geworden. Gulik had niet alleen onenigheid met de stad over het beschermrecht maar het kwam ook tot botsingen met de Lombarden zelf. Schuldeisers en schuldenaren zijn nu eenmaal zelden goede vrienden. Zo kwam het, dat graaf Willem V van Gulik in 1334 een aantal Lombarden uit Aken gevangen nam en naar zijn slot in Nideggen liet overbrengen. Aken heeft zich vervolgens ingespannen om deze inwoners te bevrijden. Eerst stuurde de stad de beide burgemeesters Eichhorn en Wolter in Punt naar Nideggen om met de graaf over vrijlating van de Lombarden te onderhandelen. Dit gezantschap was vergeefs. Vervolgens zond men Gerard Chorus en de gemeentesecretaris Alexander naar Keulen, waar graaf Willem vertoefde bij zijn broer de aartsbisschop Walram. Ook deze reis bleef zonder resultaat. Tenslotte lukte het Chorus, na twee reizen naar Nideggen, om de vrijlating van de gevangenen te bewerkstelligen. De Lombarden hebben de stad daarvoor nadien bedankt.
De vrede tussen de graaf van Gulik en de Lombarden bleek echter helaas niet van lange duur. De graaf zou de Lombarden geld afgeperst hebben. Daarom werd Gerard Chorus, die een vertrouwensband met de graaf had, in 1338 opnieuw naar Gulik gestuurd. Hij keerde onverrichter zake terug. Niet lang daarna ging hij met Arnold Parvus en Eichhorn opnieuw naar Gulik. Nu toonde de graaf zich bereid de Lombarden schadeloos te stellen. Hij gaf uitdrukkelijk toe, dat Aken het recht had zich voor de Lombarden in te zetten. Nadien schijnt hij ook afgezien te hebben van het beschermheerschap over de Lombarden. Daarmee was de kwestie van de Lombarden tot tevredenheid van de stad, de graaf en de Lombarden zelf geregeld en schijnt de hierover bereikte vrede niet meer verstoord te zijn. De stadsrekeningen vermelden althans geen verdere toelagen meer voor reizen inzake de Lombarden van Aken.

Betrekkingen met Limburgse en Brabantse edelen
Zoals door de inspanningen van Gerard de vriendschappelijke betrekkingen tussen de Lombarden en de graaf van Gulik werden hersteld – en daarmee ook de goede verhouding tussen Gulik en Aken – zo slaagde hij er ook in diverse andere naburige heren voor Aken te winnen. Gerard was bevriend met Heinrich von Gronsfeld, een rijke heer die in de buurt van Maastricht resideerde. Uit een bewaarde brief blijkt dat Heinrich zijn vriend Gerard verzoekt om zich in te zetten voor familie van Heinrich, de gebroeders von Keiswinkel, die een rechtsgeding voerden met ene Christian Schadefricke voor de rechtbank van Aken. Het lijkt erop dat Gerard dit verzoek heeft ingewilligd. Nadien heeft Heinrich de stad namelijk diverse diensten verleend. Daar was gelegenheid genoeg voor, omdat de grenzen van het grondgebied van Aken met het hertogdom Limburg (hier bedoelt Birmanns waarschijnlijk het hertogdom Brabant, dat hij verderop in de tekst ook noemt) niet precies waren vastgelegd. Daardoor kwam het nogal eens tot conflicten tussen Aken en de Limburgers. Met name het bezit van de bekende Galmeiberg, rijk aan koper, was reden tot twist. Ten tijde van Gerard waren zowel Aken als een kring van Limburgse edelen betrokken bij de opbrengsten van de berg, vermoedelijk op grond van een oude afspraak. Op een gegeven moment probeerden de Limburgers de stad haar aandeel te ontzeggen en gingen ze zelfs zover een aantal Akenaren te arresteren en gevangen te houden. Onduidelijk is, op welke gronden. Aken liet zich deze inbreuk op haar rechten echter niet welgevallen en probeerde door onderhandelingen de zaak te regelen. Meerdere schepenen en raadsleden werden in 1344 voor beraad naar Limburg gestuurd. Toen dat niets uithaalde bleef Aken weinig anders over dan Gerard Chorus naar Brabant af te vaardigen. Deze wendde zich allereerst tot Heinrich von Gronsfeld, die beloofde de gevangenen onder zijn hoede te nemen. Over hun verdere lot is niets bekend. De Limburgers toonden zich in de onderhandelingen met Gerard zeer onverzettelijk. (−) Uiteindelijk heeft Aken haar aandeel in de opbrengsten weten te handhaven. In hoeverre dat de verdienste van Gerard Chorus is geweest, is moeilijk te zeggen. Vermoedelijk was zijn aandeel in de affaire niet aanzienlijk. Slechts eenmaal heeft hij een gezantschap ondernomen in de kwestie, terwijl andere burgers van Aken meer dan tien keer naar Limburg werden afgevaardigd. (−)

Vertrouweling van de keizer
Gerards belangrijkste diplomatieke rol was die van onderhandelaar voor de stad Aken met keizer Ludwig IV. Na de dood van keizer Heinrich VII kwam het zoals bekend tot een dubbelkeuze. Op 19 oktober 1314 kozen de Habsburgers in Sachsenhausen hertog Frederik de Schone, de dag erop kozen de Lützelburgers in Frankfurt diens neef Ludwig van Beieren tot opvolger. Een conflict tussen beide opvolgers was onvermijdelijk. Aanvankelijk was hun macht even groot. Ludwig rekende de meerderheid van de vorsten met keuzerecht tot zijn bondgenoten, terwijl Frederik een grotere en invloedrijke hofhouding voerde. De Oostenrijkse Habsburgers hadden in Schwaben en aan de Bovenrijn overwicht, terwijl Ludwig in Frankenland en aan de Midden- en Neder-Rijn de meeste aanhangers telde. Ook de meest aanzienlijke rijkssteden, vooral van belang vanwege hun financiële middelen, erkenden Ludwig als koning. Daarbij was het van extra belang, hoe de kroningsstad zich zou opstellen. Dat zij voor Ludwig koos, was eigenlijk geen wonder, omdat de stad daarmee de keuze van haar machtige naburen volgde, onder wie met name de graaf van Gulik, die zich zoals alle graven en edelen uit de omgeving van Aken aan Ludwigs zijde schaarde. Het was ook in het belang van de handel in Aken om goede betrekkingen te onderhouden met de Lützelburgers, die aan de Neder-Rijn machtig waren.
Frederik kwam als eerste bij Aken aan, om daar gekroond te worden. Maar de Akeners weigerden hem de intocht, met als argument dat zij zich vooralsnog neutraal wilden opstellen en de poort eerst voor die vorst zouden openen wiens macht het grootste was gebleken. Deze neutraliteit was slechts een schijnbare. Toen Ludig enige tijd nadien aankwam, werd de poort meteen voor hem geopend. Hij werd op 25 november 1314 feestelijk gekroond met zijn echtgenote Beatrix. Om de stad nog meer aan zich te binden verleende Ludwig haar direct na zijn kroning belangrijke nieuwe privileges. (−) Nadat het conflict tussen Ludwig van Beieren en het Habsburgse Huis in 1322 met de slag bij Mühldorf was beslecht ten gunste van Ludwig, begon de nog langduriger strijd met paus Johannes XXII. Ook in dit conflict schaarden de steden zich aan de zijde van de keizer, wat niet zonder betekenis was, aangezien het wemelde van de pauselijke bondgenoten in het rijk. (−) Toen in december 1334 als nieuwe paus Benedictus XII aantrad, hoopte Ludwig een verzoening te bereiken, maar daarin werd hij teleur gesteld. In de verwachting dat met de persoon ook de angel uit het conflict zou zijn gehaald, opende Ludwig onderhandelingen met de pauselijke Curie en liet een gezantschap vrede en verzoening aanbieden. Het gezantschap keerde echter terug met als pauselijk antwoord, dat Ludwig eerst afstand diende te doen van de keizerstitel, om zich na een verzoening alsnog te laten kronen. Heel Duitsland was verontwaardigd over deze onmatige eis. Op 16 juli 1338 verklaarden de Duitse edelen, bijeen te Rense, dat naar oud gebruik de voltrokken uitverkiezing de nieuw gekozene de koningstitel verleende en daarmee tevens de koninklijke en keizerlijke regeerrechten. De paus had slechts het recht de koning tot keizer te kronen. Om dit Renser besluit tot rijkswet te verheffen belegde Ludwig een rijksdag in Frankfurt, eind juli 1338. Vorsten, wereldlijke en geestelijke heren, afgevaardigden van vele rijkssteden, edelen en vertegenwoordigers van religieuze orden waren er bijeen. Uit Aken waren Gerard Chorus en Alexander von Sörs aanwezig. Zij moesten twee volle weken wachten voor de onderhandelingen begonnen, zo lezen we in de stadsrekeningen. Toen de keizer vervolgens tegenover de steden de wens uitsprak dat zij zich bij het Renser besluit zouden aansluiten waren de Akener afgevaardigden er niet zeker van of zij daar zonder de raad te horen mee konden instemmen. Snel reisden zij terug naar Aken en stelden de gemeenteraad in kennis van de wens van de keizer. De raad besliste dat de gezanten het Renser besluit namens Aken mochten erkennen. Gerard Chorus kon toen echter wegens andere bestuurszaken Aken niet opnieuw verlaten. In zijn plaats werd als gezant Johann Eichhorn afgevaardigd. De rijkssteden hadden intussen besloten dat hun vertegenwoordigers apart bijeen zouden komen voordat zij weer naar Frankfurt zouden gaan. Die bijeenkomst vond plaats in Mainz, waar allen zich akkoord verklaarden met het Renser besluit. Eichhorn en Alexander von Sörs brachten in de raad van Aken verslag uit over de Mainzer stedenvergadering. Intussen had Gerard Chorus de zaken die hij had af te handelen geregeld, waarna hij met de beide andere gezanten weer naar Frankfurt reisde.

De Frankfurter rijksdag heeft Ludwig naar alle waarschijnlijkheid het einde van de strijd om de rechtmatigheid van zijn machtsaanspraken gebracht. Hij maakte gebruik van de gunstige situatie door op 6 augustus de vorsten en steden twee wetten voor te leggen, waarvan de ene met scholastieke geleerdheid de aanspraken van de paus op het overdragen van het keizerlijk gezag afwees, terwijl de andere de titel en rechten van de door de vorsten gekozene vastlegde. Beide wetsvoorstellen werden aangenomen. Sindsdien gold de beslissing dat het pauselijk wereldgezag voor Duitsland een fictie was. (−) De stad Aken toonde de keizer zich voor haar trouwe opstelling zijn bijzondere dankbaarheid, door nog op diezelfde 6e augustus haar privileges, met name die op het gebied van belastingrecht en recht van tol, te bevestigen. Zo konden de gezanten van Aken tevreden naar huis terug keren. Gerard Chorus bleef echter nog enige dagen in Frankfurt om vervolgens naar Koblenz te rijden, niet als afgevaardigde van Aken, maar omdat de keizer daarheen alle ridders van het rijk ontboden had. In Koblenz zou Ludwig namelijk op 31 augustus 1338 koning Edward van Engeland ontmoeten om een verdrag van wederzijdse bescherming en weerstand te sluiten, gericht tegen Frankrijk. Gerard nam op 5 september deel aan een indrukwekkende plechtigheid op het Kastorplein in Koblenz, waar zich in pronk en praal een feestelijke rechtsbijeenkomst ontvouwde. Chorus zal er zich ongetwijfeld verheugd hebben over het herstel van de eenheid van het rijk, nu keizer, vorsten en volk zich in hun verzet tegen de Curie en tegen Frankrijk verenigd zagen. De Engelse koning zat op een rijkversierde troon, de keizer, getooid met de gouden dubbelkroon, op een hogere troon. Aan zijn rechterzijde stond de markgraaf van Meissen, daarachter talrijke hertogen en bisschoppen, het geheel omringd door de ridders, onder wie Gerard Chorus, die de vertrouwensman van Ludwig geweest schijnt te zijn in de onderhandelingen met de steden. Vanuit Koblenz ging Gerard in het gezelschap van de keizer weer naar Frankfurt. Dat deed hij, zoals de stadsrekening uitdrukkelijk vermeld, vrijwillig en voor eigen rekening.

Terug in Aken wachtte Gerard een nieuwe taak. Tussen Aken en Wilhelm von Manderscheid was om onduidelijke redenen een vete ontstaan. Gerard leek het verstandig in deze kwestie de keizerlijke hulp in te roepen en hij begaf zich meteen weer op weg naar Frankfurt, waar de keizer nog vertoefde. Helaas is onbekend, of Gerard iets bereikte. De onderhandelingen hebben lang geduurd, want Gerard zag zich gedwongen van half september tot half oktober in Frankfurt te blijven. Hij stelde de raad van Aken steeds op de hoogte van de stand van zaken met behulp van koeriers.

Of Gerard Chorus ook tussen 1339 en 1344 voor de stad Aken op diplomatiek terrein actief is geweest, is niet vast te stellen, omdat over dit tijdvak de stadsrekeningen met daarin de uitgaven voor gezantschappen en de namen van gezanten, ontbreken. (−) Intussen was op 7 mei 1342 Clemens VI paus geworden. Deze was vlot en welbespraakt, maar gespeend van zedelijke principes. Hij zette de door zijn voorgangers ingezette politiek naadloos voort. De situatie was gunstig voor hem omdat Ludwig door zijn ingrijpen bij de erfopvolging in Tirol en door zijn huwelijkskwestie met Margaretha in Duitsland veel steun had verloren. De nieuwe paus wees de toenaderingen van Ludwig van de hand en begon op 10 april 1343 een proces tegen Ludwig als verklaarde ketter. (−) Begin september 1344 kwamen de Duitse vorsten in Keulen bijeen om de ontstane problemen te bespreken44. Daar werd iedere aantasting door de paus van de rijksrechten en de rechten van de vorsten onaanvaardbaar verklaard. Om de persoon van de keizer maakten de vorsten zich echter niet meer druk. Vandaar dat deze zich opnieuw aangewezen zag op de ruggesteun van de steden. Hij riep vorsten en steden op 9 september 1344 bijeen voor een rijksdag in Frankfurt. Aken stuurde wederom Gerard Chorus en Alexander von Sörs als afgevaardigden. De keizer moet veel belang aan de vertegenwoordiging van Aken gehecht hebben, want voor het begin van de besprekingen vroeg hij uitdrukkelijk of Aken aanwezig zou zijn. (−) De irritatie van de Duitse vorsten over Ludwig, die in Keulen en ook in Frankfurt aan het licht was gekomen, werd nog groter tijdens een bijeenkomst van de vorsten half september dat jaar in Bacharach. Daar beklaagde Johan van Bohemen zich erover, dat Ludwig zijn zoon Tirol had ontfutseld. Ook werd gesteld dat de keizer door nalatigheid in regeringszaken de ontwrichting van het rijk in de hand werkte. Tevergeefs opperde Ludwig de mogelijkheid van aftreden ten gunste van zijn zoon. Maar de meerderheid van de vergadering wilde dat de zoon van Johan van Bohemen, Karl von Mähren, Ludwig zou opvolgen. (−). In de daarop volgende maanden beijverde Johan van Bohemen in eendracht met paus Clemens zich te verzekeren van steun voor Karl. Aartsbisschop Boudewijn van Trier stond aan hun zijde. Nu ging het er allereerst om de steun van aartsbisschop Walram van Keulen te verwerven. Half juni onderhandelde Johan van Bohemen met hem in Keulen. Aan deze onderhandelingen namen diverse vorsten en heren uit de omgeving deel. Ook Aken zond een vertegenwoordiger naar Keulen, en wel Gerard Chorus. Dat betekende niet, dat Aken de keizer afviel, de stad wilde vooral op de hoogte blijven van de ontwikkelingen, zoals blijkt uit het feit dat Chorus niet aan de beraadslagingen deelnam maar zich beperkte tot waarnemingen. Het resultaat van het overleg was, dat Walram de zijde van Karl von Mähren koos. Aken was het daar niet mee eens. De stad probeerde integendeel de banden met de keizers aan te halen en daartoe werd opnieuw Gerard Chorus gevraagd om naar Frankfurt te gaan voor besprekingen met de keizer. Waarschijnlijk was de bedoeling om de keizer in te lichten over de beraadslagingen in Keulen. Gerard trof de keizer echter niet in Frankfurt, omdat deze begin juni naar Tirol was gereisd voor een ontmoeting met de koning van Hongarije, met wie hij een tocht naar Italië wilde ondernemen. Gerard keerde daarop terug naar Aken en stuurde een bode naar Tirol om de keizer over de houding van Aken inzake de beoogde keuze van Karl von Mähren te informeren.
De op 11 juli in Rense bevestigde keuze voor Karl werd door de meeste Duitse steden weggehoond. Met name de steden aan de Rijn bleven Ludwig steunen, temeer omdat geen keizer meer voor hen gedaan had dan hij. Ludwig had het vrije handelsverkeer gewaarborgd door het sluiten van verdragen. Zo was op zijn instigatie in Zuid-Duitsland een omvattend verdrag tussen 22 steden tot stand gekomen. Verder hadden de steden aan hem de afschaffing van talrijke onrechtmatige tolheffingen te danken, de aanpak van struikrovers, dieven, brandstichters en moordenaars. (−) Dat Akens trouw aan Ludwig daarnaast vooral aan Gerard Chorus te danken was, bevestigde de keizer zelf in een uitvoerig schrijven aan de raad. Om zijn achterban nog eens persoonlijk aan te moedigen belegde Ludwig nogmaals een rijksdag in Frankfurt, op 18 augustus 1346. Ook daar was Gerard Chorus namens Aken aanwezig. Zijn reis erheen schijnt niet fortuinlijk te zijn geweest, aangezien zijn paard onderweg bezweek, zoals blijkt uit de vergoeding van 56 mark die de raad hem daarvoor toekende. In Frankfurt verzekerden de afgevaardigden Ludwig van hun steun. Tijdens een bijeenkomst van steden in Speier van 7 tot 11 september, waar Gerard Chorus Aken weer vertegenwoordigde, werd dat nog eens bevestigd. Voor Gerard was het zijn laatste reis ter belijdenis van Akens trouw aan de keizer. (−)
Na de dood van Ludwig in 1347 slaagde Karl er alsnog in Aken voor zich te winnen, en wel door de graaf van Gulik − de meest ervaren diplomaat van die tijd − aan zijn kant te krijgen. Nadat deze met succes tussen Karl von Mähren en de stad Keulen had bemiddeld, begon hij in opdracht van Karl onderhandelingen met Aken, waar ook Gerard Chorus bij betrokken was, hoewel deze zich na de dood van Ludwig meer en meer uit de stadsdiplomatieke dienst terugtrok. (−) Langer verzet van Aken was zinloos, en uiteindelijk erkende de stad de rechten van Karl, die op 25 juli 1349 in Aken gekroond werd. Aangezien de nieuwe koning vervolgens tot 5 augustus in de stad bleef boden zich verschillende gelegenheden aan waarbij de stad Aken hem haar gastvrijheid op gepaste wijze kon tonen. Karl von Mähren op zijn beurt bevestigde de oude privileges van de stad en verleende haar nieuwe gunsten. (−)

Hoofdstuk 4