Knop oorsprong
Knop stambomen
Knop documenten
Knop foto's
Knop namen
Knop verhalen
Knop plaatsen
Knop contact

Eg uit het familiewapen Chorus

Wapen van de familie Chorus

Wapen familie Chorus klein

Wapen familie Chorus (Leliestaven)

DE NAALDENFABRIKANTEN CHORUS (2)

Aard van de naaldenfabricage
In de naaldenfabricage (verzamelterm voor de vervaardiging van spelden en naalden) werd onderscheid gemaakt tussen ruwwerk en schoon- of fijn naaldenwerk. De vervaardiging in het ruwwerk, dat wil zeggen het werk vanaf de ruwe staaldraad tot het verharden, was tot in de negentiende eeuw thuiswerk. Ruwwerkers haalden hun werk af bij de naaldenmeesters en leverden het kant en klaar weer bij hen af. In de werkplaats van de meester werden de naalden vervolgens in schoon- en fijnwerk voor verkoop geschikt gemaakt. Destijds hadden de fabrikanten dus geen grote productieruimten nodig. Veel van de ruwwerkers woonden buiten de stad, zij het binnen het grondgebied van Aken.

Oorspronkelijk werden naalden gemaakt van messingdraad (messing is koper dat onder verhitting door toevoeging van zink niet alleen mooier – goudkleurig en glanzend – maar ook sterker wordt). Begin 17e eeuw kwam in Altena (bij Hagen/Dortmund) de vervaardiging van staaldraad op. Dit leverde veel harder materiaal op en was daarom zeer geschikt voor fijne voorwerpen als spelden en naalden. Van deze ontwikkeling heeft Aken geprofiteerd. Bovendien slaagden naaldmeesters in Aken er veel eerder dan naaldenmakers elders in, om op eenvoudige wijze een oor te ‘slaan’ in hun naalden. De productiemethode daarvoor wisten zij tot ver in de 18e eeuw geheim te houden, waardoor Aken lange tijd haar technologische voorsprong in de naaldenfabricage heeft kunnen behouden.

Op kwaliteit en echtheid werd al vroeg de nadruk gelegd, zo blijkt uit een raadsbesluit van 30 juli 1626 waarin werd bepaald, dat iedere naaldmeester in Aken een eigen teken op de verpakking van zijn producten moest voeren en de herkomst uit Aken moest worden vermeld. Op 2 augustus 1631 werd bepaald dat wanneer iemand van buiten Aken zijn naalden als afkomstig uit Aken aanprees, deze falsificaties geconfisqueerd konden worden. Zo ontwikkelde zich in Aken al vroeg een merkenrecht. De vakgenoten drongen er via hun gilde bij de overheid op aan om de vereisten en handhaving van het merkenrecht vast te leggen in algemeen geldende bepalingen.

Bekendheid van de Akener naalden
In een bericht van burgemeester, schepenen en raad van Aken van 17 maart 1724 heet het, dat Akener naaldenhandelaren hun naalden al sinds meer dan veertig jaar in grote hoeveelheden door heel Europa verhandelden, tot in Rusland toe. Veel werd afgezet in Duitsland, Frankrijk, Italië en Zweden. Reizigers die Aken bezochten interesseerden zich voor de organisatie en het handwerk van de naaldenfabricage en kochten tijdens hun verblijf in de stad steevast hoeveelheden naalden in. Zo raakten de naalden uit Aken tot in verre streken bekend. De in zijn tijd beroemde kuurarts Franciscus Blondel, die een drinkkuur met thermenwater uit Aken voorschreef, verhaalt in een in 1688 uitgegeven medisch werk over een koopman uit Bordeaux die, geheeld door het geneeskrachtige water in Aken, met ettelijke honderdduizenden Akener naalden naar zijn land terugkeerde. In de in Parijs anno 1783 verschenen Encyclopedie méthodique wordt vermeld, dat naalden in Frankrijk behalve uit Parijs, Rouen en Evreux in aanzienlijke hoeveelheden via Luik uit Aken werden aangevoerd. In een werkje met de titel Amusemens des Eaux d’Aix-la-Chapelle (Geneugten van het Akense water) doet de auteur, Freiherr von Poellnitz, die in 1734 meerdere maanden voor een kuur in Aken verbleef, ook enthousiast verslag van zijn bezoek aan een naaldenwerkplaats, volgens Thissen hoogstwaarschijnlijk die van Cornelius Chorus (7).

Interessant is daarbij de vermelding van het belang dat toen al werd gehecht aan het gebruik van aantrekkelijke verpakkingen van de naalden. Ook signaleert hij de betrokkenheid van kinderen bij de naaldenfabricage: “Het is onvoorstelbaar, door hoevele handen een naainaald gaat voordat deze verkocht wordt en al even ongelofelijk dat de naalden toch zo goedkoop verkocht kunnen worden. De met de vervaardiging gemoeide werknemers zijn dikwijls kinderen, onder wie sommige niet ouder dan acht of negen. Ze waren er tijdens ons bezoek op gebrand te demonstreren hoe ze zelfs een haar die ze uit hun hoofd trokken nog konden splijten, daar de vorm van een naald aan gaven en de andere haarhelft door de lus van deze ‘naald’ haalden” (8).

Ook de vele bedevaartgangers die Aken in de loop der tijden aandeden moeten hebben bijgedragen aan de verspreiding van de reputatie van de naalden uit Aken. Pelgrims konden in speciaal ter gelegenheid van een bedevaart opgestelde kraampjes rond de Dom naalden in kleurrijke verpakkingen kopen als bewijs van hun verblijf in Aken. Daarbij hoorden kunstig vervaardigde houten naaldkistjes, naaldhouders en doosjes beschilderd met religieuze voorstellingen, gebouwen en stadsgezichten van Aken.

De organisatie in gilden
In Aken bestonden begin van de zestiende eeuw veertien gilden. Dit waren ambachtelijke werkverbanden, georganiseerd naar de meest voorkomende handwerken. De gilden waren door de stad erkende exclusieve brancheorganisaties, die economische vergunningen en politieke rechten hadden. Alle beoefenaars van ambachten hadden zich te houden aan de regels en voorwaarden die de gilden hanteerden. Deze bindende regels waren enerzijds bedoeld om het vak te beschermen, anderzijds om de kwaliteitsnormen te bepalen en hoog te houden. De regels werden op perkament vastgelegd en opgerold bewaard. Vandaar dat, als gerefereerd werd aan de regels, naar ‘de rol’ werd verwezen.
Lid van een gilde konden alleen burgers worden. Dat was ieder die in Aken of omliggende gebieden van Aken geboren was. Daarnaast kon je burger van Aken worden door huwelijk, of door betaling van het aanzienlijke bedrag van 38 rijkstalingen. De politieke rechten van de gilden kwamen tot uitdrukking in het privilege om per gilde enkele leden te kiezen in de gemeenteraad.

De naaldenmakers behoorden tot het twaalfde gilde, dat van de bontwerkers. Daartoe behoorden voorts splitsers (van huiden), naaiers, breiers en hoedenmakers. Kleermakers waren echter apart verenigd. De naaldenmakers werden bestuurd door een groep van zes voormannen, ‘zesmeesters’ genoemd: een oudere en een jongere meester-naaldenmaker, een oudere en een jongere penningmeester en twee leden die voorheen een van beide functies uitoefenden.
Iedere ambachtsgroep had een eigen patroonheilige, voor de naaldenmakers was dat de heilige Quirinus. Deze was ook de patroonheilige van de smeden. Het verband stamt waarschijnlijk uit de tijd dat naalden nog gemaakt werden door de smid.

Ieder gilde had een vaste vergaderplaats/hoofdkwartier. Rond 1723 was dat voor de naaldenmakers in Aken ‘In het vergulde varken’ aan de Jacobstraat. In 1740 kocht het gilde een eigen pand in de Pontstraat. Dit was een teken van aanzien voor de naaldenmakers in die tijd, want de meeste gildepanden werden gehuurd, doorgaans in de buurt van de markt.
De naaldenmakers hadden vanaf 1618 politieke rechten en waren met twee stemmen vertegenwoordigd in de gemeenteraad. Tussen 1764 en 1774 was een van beide raadsleden, Cornelius Chorus junior, zelfs verscheidene termijnen burgemeester, het hoogste ambt in de vrije rijksstad. In eerdere documenten wordt hij opgevoerd als naaldmeester.

De zesmeesters werden gekozen voor een termijn van drie jaar, maar dienden per functie niet meer dan één jaar. Tijdens de jaarlijkse verkiezingen op 30 april, de naamdag van Sint Quirinus, werden twee nieuwe leden als jongere meester gekozen. Deze namen in hun tweede termijn de plaats in van de oudere meesters, die op hun beurt de twee ex-oudere meesters opvolgden. Zo werd de continuïteit verzekerd. Na het doorlopen van die bestuurderscyclus was herkiezing mogelijk. In onderstaand schema een overzicht van de vervulling der functies tussen 1698 en 1707.

 

Oudere naaldmeester

Jongere naaldmeester

Oudere penningmeester

Jongere penningmeester

1698

Abraham van Sittart

Nicolaus Möhren

Heinrich von Asten

Gottfried Strauch

1699

Nicolaus Möhren

Peter von Asten

Gottfried Strauch

Johann Gesondt

1700

Peter von Asten

Abraham van Sittart

Johann Gesondt

Cornelius Chorus

1701

Abraham van Sittart

Nicolaus Möhren

Cornelius Chorus

Gottfried Strauch

1702

Nicolaus Möhren

Peter von Asten

Gottfried Strauch

Johann Gesondt

1703

Peter von Asten

Cornelius Chorus

Johann Gesondt

Abraham van Sittart

1704

Cornelius Chorus

Nicolaus Möhren

Abraham van Sittart

Heinrich von Asten

1705

Nicolaus Möhren

Peter von Asten

Heinrich von Asten

Johann Gesondt

1706

Peter von Asten

Cornelius Chorus

Johann Gesondt

Abraham van Sittart

1707

Cornelius Chorus

Nicolaus Möhren

Abraham van Sittart

Heinrich von Asten

Uit dit overzicht blijkt dat zeven mannen gedurende deze periode van tien jaar in wisselende functies het gilde bestuurden.

Bronnen

Lees verder