Knop oorsprong
Knop stambomen
Knop documenten
Knop foto's
Knop namen
Knop verhalen
Knop plaatsen
Knop contact

Eg uit het familiewapen Chorus

Wapen van de familie Chorus

Wapen familie Chorus klein

Wapen familie Chorus (Leliestaven)

DE NAALDENFABRIKANTEN CHORUS (4)

Quirinus huwde in 1654 Agnes Graf, uit welk huwelijk als derde zoon in 1659 Cornelius Quirinus Jakobus Chorus werd geboren. In 1676 hertrouwde Quirinus met Margaretha Pannacken, die na de dood van haar man in 1687 opnieuw trouwde met een naaldenfabrikant, Wilhelm Beissel, zes jaar jonger dan Cornelius Chorus, de zoon van haar eerdere echtgenoot.

Cornelius Chorus senior (1659-1754)
Naar alle waarschijnlijkheid oefende Cornelius Chorus het naaldambacht aanvankelijk in samenwerking met zijn vader Quirinus uit. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat zij beiden aan de Marschierstrasse woonden, in de naastgelegen huizen ‘Die guldene Eull’ (de Gouden Uil) en ‘Klein Colln’ (Klein Keulen), gekocht in 1655 door de gebroeders Gerhart en Creinen Chorus van Frau Anna von Collen. Cornelius is pas na de dood van zijn vader zelf naaldmeester geworden; in 1690 is de betaling van het gildetarief voor de opvolgende meesterszoon geregistreerd (17).

Op 14 september 1694 trouwde Cornelius Chorus, 35 jaar oud, Maria Niclas, weduwe van de naaldenfabrikant Johannes Braumann, die een jaar eerder was gestorven. Zij had vier jonge kinderen, zodat Cornelius de naaldwerkerij van Braumann voortzette. Braumann voerde als merkteken ‘een mannetje, wildeman of knaap’ en door de overname van dit merkteken heeft Cornelius Chorus, zoals verderop beschreven, heel wat te stellen gehad.

Cornelius Chorus der Ältere
Cornelis Chorus der Ältere (1659-1754).
Waarschijnlijk geschilderd door Joh. Chrysand Bollenrath.
Onbekend waar het schilderij zich thans bevindt.

Cornelius was zesmeester/penningmeester in 1700 en 1701 en vervolgens zesmeester/naaldmeester in 1702 en 1703. In 1706 en 1707 bekleedde hij opnieuw de functie van zesmeester/naaldmeester in het gildebestuur.
Vóór 1706 moet Maria Niclas zijn gestorven, want in dat jaar hertrouwde Cornelius Chorus. Hij koos opnieuw de weduwe van een naaldenfabrikant, iets wat in kringen van naaldmeesters kennelijk de voorkeur had, en voor beide partijen ook uit zakelijk oogpunt een aantrekkelijke optie moest zijn. Uit dit huwelijk met Johanna Maria Kettenis, weduwe van Johannes Decker, kreeg Cornelius een dochter en een zoon. Cornelius zette de naaldwerkerij van Decker voort en nam ook diens merkteken over.

Om zich minder afhankelijk van grondstoffenleveranciers te maken had Cornelius in 1697 buiten Aken, waarschijnlijk in Altena, een draadtrekkerij opgezet, maar daartegen kwam het gilde van smeden in het geweer. Nadat de smeden in het gelijk waren gesteld verpachtte Chorus de draadmolen aan de tot hun gilde behorende draadtrekkers. In 1701 werd Chorus samen met de naaldenkoopman Hubert Schreiber door het gildebestuur aangewezen als arbiter bij conflicten tussen naaldmeesters en draadtrekkers, waarbij het doorgaans om klachten over de kwaliteit van de stalen draad ging. Beide gildebestuurders werden in deze aanstelling door de burgemeester beëdigd.
Naar aanleiding van een verzoek van Cornelius Chorus, ingediend op 11 juni 1709, verhoogde de gemeenteraad van Aken het tot dan toe door de gilderol beperkte aantal toegelaten knechten per bedrijf tot 35. In die tijd werd Chorus reeds als de belangrijkste naaldenfabrikant van Aken beschouwd. Hij had toen 50 tot 60 leerjongens en knechten in zijn fabriek als schoonwerkers (de ruwwerkers waren thuiswerkers). Vanaf 1711 beschikte hij over een landgoed van 25 morgen op de Akener heide. Daar bouwde hij op een heuvel een buiten. De straat waaraan dit landhuis lag, nu in de buitenwijken van Aken, heet nog altijd Am Chorusberg.

Twee decennia later hield Chorus 900 à 1.000 mensen aan het werk, een voor die tijd enorm aantal. In de naaldenfabricage ging destijds jaarlijks meer dan 40.000 Reichsthaler om. In 1754, bij de dood van Cornelius (95 jaar oud), waren in zijn fabriek meer dan duizend naaldwerkers werkzaam, naast een veelvoud aan thuiswerkende ruwwerkers die het halffabrikaat aanleverden (18). Naast Chorus’ fabriek, veruit de grootste, waren nog zo’n acht à tien andere fabrieken werkzaam in Aken (19). In verhouding tot het totaal aantal inwoners van Aken in die tijd, geschat op 25.000, laat dit ook getalsmatig het aanzienlijke belang van de naaldindustrie in die tijd voor de stad zien: één op de vijf inwoners van Aken was werkzaam in of voor de naaldenfabricage!

Het aandeel van Cornelius Chorus senior in dat succes beschreef de historicus en stadsarchivaris van Aken Carl Franz Meyer onder meer zo: “Door zijn onvermoeibare ambitie voor verfijning van de naalden, voor innovaties van productietechnieken en verbetering van de werkplaatsen, behield deze fabriek wezenlijke voordelen. Zo werden steeds fouten opgespoord, verbeteringen aangebracht, de schuur- en slijpmolens beter ingericht en de kracht van het nog onbenut stromende water steeds beter gebruikt. Dat alles kwam de reputatie van de Akense naalden ten goede. Als handelsman bevorderde Chorus bovendien de afzet over de gehele wereld” (20). Ook Pick liet zich in positieve zin uit over Cornelius senior (21). Op Chorus’ ontwikkeling van ambachtsman tot grootindustrieel avant la lettre komen we verderop nog terug, in het kader van zijn strategie om zoveel mogelijk onderdelen van het productieproces van ruwe grondstof tot schoonwerk te beheersen, en in het kader van zijn strijd voor kwaliteitsmerken.

Bronnen

Lees verder